Vlam van heimwee

Als aandenken gekregen in Buon Ma Thuot, Vietnam. In een nauw potje met zand. Bloeit bijna nooit, maar dan opeens. Soms. Treffender dan de Vlaamse dichter Jan van Nijlen (1884-1965) kan niemand het onder woorden brengen.


De cactus

Kaal staat hij voor de blankheid der gordijnen,
verschrompeld in wat kiezel en wat zand
en mist zijn ziel: het alverschroeiend schijnen
der eeuwige zomers van zijn vaderland.

Maar aan het einde van zijn lijdzaam dulden,
spruit op een lichte morgen, als een vlam
van ’t heet verlangen dat hem gans vervulde,
een bloem van heimwee uit zijn dorre stam.


Bericht aan de reizigers

Joannes Joannes-Baptista Maria Ignatius van Nijlen (wie heet er nou Joannes Joannes-Baptista Maria Ignatius?) werd vooral bekend door zijn gedicht “Bericht aan de reizigers” uit 1934: “Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen, dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen…”

Kasteeltje

Het huis Ons Eiland aan de Jan van Goyenkade in Leiden heeft zijn geheimen prijsgegeven. Dankzij de autobiografie ‘Een avontuurlijk leven rond 1900’ weten wij hoe bijzonder het leven was van Dr. Margarethe von Uexküll Güldenband (1873-1970), een wetenschappelijk onderlegde en sociaal geëngageerde barones. Zij was de bewoonster van dit huis, dat onder Leidenaren bekend staat als het Kasteeltje.


Margarethe werd geboren in Kaunas in Litouwen en woonde ook in Riga, in Letland. Beide landen maakten deel uit van tsaristisch Rusland. Ze ging naar school in Zwitserland en studeerde er biologie.


Tijdens een studiebezoek aan Nederlands Indië ontmoette ze haar man, Anton Nieuwenhuis. Die voerde expedities uit op Borneo. In 1904 werd hij benoemd tot hoogleraar in de land- en volkenkunde in Leiden. Dit bracht hen naar deze stad, waar zij -op een eilandje- Ons Eiland lieten bouwen, naar Margarethe’s ontwerp.


Bacchanaal
Het boek bevat bovenal persoonlijke herinneringen waarvan sommige grappig zijn. Zo was zij in haar jeugd in Kaunas getuige van een ongepland bacchanaal toen eenden zich te goed deden aan met alcohol volgezogen kersen voor de vruchtenlikeur. “Krijsend en kwakend begonnen ze in het vieze water rond te wentelen”, schrijft ze. “Sommige vielen elkaar bijtend aan, andere begonnen tedere gevoelens te uiten en maakten elkaar op een eendenmanier het hof. Als remmingen verdwijnen, verliest ook een dier alle gevoel voor fatsoen en schaamte.”


Tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland ging ze op bezoek bij prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina. Hij was voorzitter van het Rode Kruis en zat in zijn maag met de immense hoeveelheid post die binnenkwam en vaak ongeopend bleef liggen. “Breng mevrouw een grote papierbak en een scherp mes”, zei hij tegen een bediende toen ze hem liet zien hoe je efficiënt door een stapel bedelbrieven en andere correspondentie kunt heengaan. Ze schiftte streng en veel verdween in de prullenbak. Intussen verorberde Hendrik aan de lopende band koekjes. Ook ging ze op de thee in Huis Doorn, waar de laatste Duitse keizer, Wilhelm II, onderdak had gevonden nadat hij in 1918 naar Nederland was gevlucht. Daar zag ze de plek waar hij zijn maniakale hobby uitoefende: het hakken van hout.


Vrouwenkiesrecht
Met deze en vergelijkbare luchtige herinneringen staat het boek vol. Ze vormen de overgang tussen taaiere maar niet minder belangrijke stukken over de betekenis die Margarethe in maatschappelijke zin heeft gehad. Zij zette zich in voor de vrouwenbeweging (met Aletta Jacobs) en was medeoprichter van de Bond voor Vrouwenkiesrecht. En in de Eerste Wereldoorlog startte ze een organisatie die ondervoede kinderen uit oorlogvoerende landen naar Nederland haalde.


Margarethe leerde tijdens haar studie in Zwitserland Albert Einstein kennen ‘die slechter kon rekenen dan zijn vrouw’. Ook waren de Nieuwenhuizen bevriend met een andere beroemde natuurkundige, Paul Ehrenfest. Die woonde met zijn vrouw in Leiden tegenover Ons Eiland. Er bestaat een anekdote over Ehrenfests vrouw, de Russin Tatjana Afanasjeva, die overigens niet in dit boek staat, maar die mijn hoogleraar Slavistiek Karel van het Reve graag vertelde. Die gaat zo.


Einstein kwam in Leiden praten over een leerstoel die hem daar was aangeboden nadat hij in Duitsland was ontslagen. Hij sprak met Tatjana op een moment dat zij al weduwe was, dus na 1933. Zij legde hem uit dat Leiden een heel rustige stad was. Nergens, zei ze, heeft de overgang van het leven naar de dood zo ongemerkt plaats als in Leiden. Volgens Van het Reve besloot Einstein toen om zich maar niet in Leiden te vestigen…


Tijdsdocument
Voor wat het waard is. Rust en saaiheid waren in ieder geval vreemd aan het leven van Dr. Margarethe von Uexküll Güldenband, zoals dat naar voren komt uit deze smaakvol uitgegeven autobiografie. Het is een prachtig, goed geschreven en rijk gevuld tijdsdocument dat vele decennia overspant, met een logische indeling en een keur aan foto’s en andere illustraties. Dat is in hoge mate de verdienste van de uitgever en vooral ook van Margarethe’s kleindochter, Dr. Marja Herfst, die het boek heeft  bezorgd. Zij woont nog steeds in het Kasteeltje.


Een avontuurlijk leven rond 1900 – Een autobiografisch verslag

Dr. Margarethe von Uexküll Güldenband

Onder redactie van Dr. Marja Herfst

Uitgever: Ginkgo, Leiden

Prijs: 28 euro.

Bokkingen

Een bokking geven of een bokking krijgen. Ik had er gek genoeg nooit van gehoord, totdat ik op de grote Frans Hals-tentoonstelling in het Rijksmuseum een portret zag van de Leidse komiek Pieter Cornelisz van der Mersch uit 1616.


Dat was een van de bekendste narren van Holland in die tijd. Als nar van de Leidse rederijkerskamer ‘De Witte Acoleyen’ was hij beroemd om de manier waarop hij mensen op hun plek zette.


Narren werden gezien als opperzotten, zo staat in de catalogus bij de expositie. Hun handelsmerk was de lach en het belachelijk maken van mensen. Ze werden ingehuurd door stadsbesturen, gilden, schutters en stadswijken om hun feesten op te vrolijken.


Op het schilderij biedt Van der Mersch de toeschouwer een bokking uit zijn mand aan. Het tekstje ‘Wie begeert’ zou de vraag inhouden wie er op de hak genomen wil worden. Dát was de betekenis van een bokking uitdelen. Het moderne Nederlandse woordenboek spreekt van ‘een standje geven’.


Grafdicht
Van der Mersch (1543-1628) had er zozeer zijn specialisme van gemaakt dat hij voor zichzelf een grafdicht schreef dat begint met: ‘Hier leyt Piero/Die deelde Bucken (bokkingen)’.


Een bokking is een gerookte haring. Volgens schrijver Gerard Reve een ‘nederig godsgeschenk’ dat hij nuttigde van een krant of een stuk pakpapier.


Het schilderij van de Leidse nar is in het bezit van het Carnegie Museum of Art in Pittsburgh. De expositie in het Rijksmuseum loopt tot 9 juni 2024. Ze toont ongeveer vijftig schilderijen van Frans Hals.

Gemeentelijke service in Tsjechië

De ambachtslieden lopen nog steeds door Neveklov op weg naar hun lunch van ‘veproknedlozelo’, een bord met varkensvlees, plakken deeg met het volume van zes witte boterhammen en doorgekookte kool. Aan de ballonnen onder hun overall is te zien dat ze er ook nog steeds een paar pullen bier bij drinken.


Neveklov ligt in het ‘voormalig arbeidersparadijs’ Tsjechië. De dictatuur van het proletariaat is er na de fluwelen revolutie in 1989 vervangen door de dictatuur van de ambachtslieden. Dakdekkers, loodgieters, schoorsteenvegers, boomomhakkers, elektriciens zijn moeilijk te pakken te krijgen. Ze laten zich bidden en smeken om langs te komen en als de opdracht niet vet genoeg is reageren ze met arrogantie of extra hoge prijzen.


Net als vroeger schelden de burgers op de nitwits die volgens hen de overheidskantoren bevolken. Een mening die even hardnekkig is als de mening dat je bij verkiezingen het beste kunt stemmen op politici die zelf vermogend zijn (Vaclav Havel, prins Karel Schwarzenberg) omdat de kans net iets kleiner is dat zij het land bestelen.


Pittoresk
Wat er ook van waar is, in de jaren dat ik in Neveklov af en toe boodschappen doe is het een pittoreske plaats geworden, die ook nog eens de status van stad heeft gekregen. Hoewel er maar 2745 mensen wonen. Het stadje lééft.


Er worden nieuwe woningen gebouwd. Er zijn restaurants. Er zitten mensen op terrassen. Er zijn nieuwe winkels gekomen, zoals de nette zaak van de Vietnamees die groente en fruit verkoopt. Het plein met park en monument voor oorlogsslachtoffers is opgeknapt. De gebouwen eromheen zijn gerestaureerd, schoongemaakt en geverfd, zo ook het gebouw dat behalve een bioscoopje, een restaurant en de Tsjechische spaarbank ook het stadhuisje huisvest.


Propaganda
Overheidscommunicatie was op nationaal niveau tijdens het socialisme vrijwel hetzelfde als propaganda. Voorlichting als service voor de burger was op lokaal niveau vrijwel non-existent. Dat is nu veranderd. Terwijl elke wijk in de hoofdstad Praag inmiddels een professionele wijkkrant heeft en een balie waar je echt iets te weten komt, heeft Neveklov nu ook een gemeentelijk informatiecentrum. Er is een informatieve website, er zijn folders en ander voorlichtingsmateriaal en de publieksvoorlichter geeft je antwoord op al je vragen over de gemeente Neveklov en haar omgeving. Ze weet ook nog wel een goede loodgieter.

Vlees

Een varken in slagerstenue op de pui van een slagerij dat lachend met een mes staat te zwaaien. Een glimlachend varken op een bestelbus dat zijn eigen ham aanprijst. Biggetjes die vrolijk ronddartelen op de verpakking van vleeswaren. Ik heb het altijd een misselijke voorstelling van zaken gevonden.


Hetzelfde gebeurt overigens bij melk en kaas: ‘La vache qui rit’. Er zijn ook koeien die in reclamefilmpjes van blijdschap uit hun dak gaan omdat ze hun kalf moeten afstaan om voor ons consumenten enorme hoeveelheden melk te kunnen produceren.


Nu is het in het leven een kwestie van eten of gegeten worden. Het ene organisme eet het andere op. Dat is al erg genoeg. Maar het is verdorven om te doen alsof varkens het leuk vinden om te worden opgesloten, vetgemest en geslacht. Zulke reclame zou niet meer moeten mogen. In een land als Tsjechië zitten ze er vooralsnog niet mee.


Cavia
Of ik weleens cuy, cavia, had gegeten? Dat vroeg de man met wie ik in Cuenca, Ecuador, in gesprek raakte. Hij prees het vlees van de cavia, dat daar makkelijk verkrijgbaar is. Als je wilt dan barbecueën ze zo’n beestje voor je neus. Je kunt het ook diepgevroren kopen. De cavia’s die wij kennen, zijn kleiner. Wij kennen ze voornamelijk als knaagdier in een kooitje, in een ambiance van zaagsel en uitwerpselen.


De man vertelde dat hij in Ecuador was geboren en naar Canada was geëmigreerd en nu op familiebezoek was. “In Canada is cuy moeilijk te krijgen”, zei hij. “Daarom ga ik soms naar een dierenwinkel, waar ik een levende cavia koop. Die maak ik dan thuis klaar. Heerlijk!”

Verslaggever

Alweer anderhalf jaar ben ik actief als parttime verslaggever bij een lokaal medium dat radio- en televisieprogramma’s verzorgt en een nieuwssite heeft: Omroep Sleutelstad. Een kleine vaste staf houdt deze omroep in de lucht en ik ben een van de vrijwilligers die daarbij helpen. Het is afwisselend en bevredigend werk.


De omroep is geen vreemde omgeving voor mij. Ik was omroepsecretaris bij een streekomroep en hoofd PR en Voorlichting van de NCRV in Hilversum. Ik begon in de journalistiek als freelancer voor Trouw en de Volkskrant en werkte als verslaggever en redacteur bij het ANP. Daarna verhuisde ik naar de andere kant van de toonbank, zoals dat onder journalisten heette, en werd ik voorlichter, PR-functionaris en communicatieadviseur.


Als verslaggever zou ik mij niet durven te vergelijken met Argus, de antropomorfe rat in de Bommelsaga die voor de Rommelbode permanent op zoek is naar roddels en achterklap en aan iedereen vraagt of er nog een nieuwtje is. En al helemaal niet met Egon Erwin Kisch (1885-1948) die als ‘Rasende Reporter’ de straten van Praag afschuimde voor nieuws. Ik herken wel hun nieuwsgierigheid en hun koorts om te publiceren. Als ik nieuws op het spoor ben bevangt ook mij een koortsige drang om dat zo snel mogelijk op te schrijven, om een foto te maken of om een audio-interviewtje te houden.


Verslavend
Het is verslavend om op plaatselijk en regionaal nieuws te jagen. Berichtgeving daarover is heel relevant, want het echte leven speelt zich nu eenmaal in een lokale gemeenschap af: in een stad of een dorp of een wijk. Aantrekkelijk is dat je bronnen én je publiek heel dichtbij zijn. Dat zijn namelijk de mensen die je tegenkomt op straat en in de supermarkt.

Veel informatie wordt aangereikt door organisaties. Het is dan zaak om een originele invalshoek te zoeken en daartoe soms etterige vragen te stellen aan woordvoerders en communicatieadviseurs.


Eigen vraag
Maar het leukste is het om zelf nieuws te vinden. Daarbij komt het er in elk geval op aan dat je je ogen en oren open houdt. Vaak begint het met een vraag die ik mijzelf stel.


Er komt smeltwater hierheen vanaf de Alpen, wat doet het waterschap in mijn regio om overlast te voorkomen? Er hangt een briefje bij de apotheek over ingekrompen openingstijden wegens personeelsgebrek, wat is er aan de hand? Wanneer gaat handhaving eens wat doen aan de parkeerdruk door gestalde aanhangers? Massa’s vluchtelingen zetten koers naar Nederland, hoe gaan de gemeente en de provincie daarmee om?


“Je zult maar Smit heten”, zei commissaris van de koning Jaap Smit toen ik hem daarover kwam interviewen.

Ploegstraat

Ik ging naar de Ploegstraat om het huis te zien. In Betondorp waar schrijver Gerard (van het) Reve zijn kinderjaren doorbracht en waarover hij zei: ‘Laat elke hoop varen, gij die hier opgroeit’. Ik vond het erg meevallen. Het is een rustige Amsterdamse wijk. Er was op die winderige maandagmorgen een wandelaar met een hondje, er liep iemand met een kind in een buggy en in een van de huizen zat een man voor het raam te appen of te zappen.


Niets viel er te merken van de sfeer van onpeilbaar diepe, onontkoombare weemoed die Reve over deze buurt, de huizen, daken, tuinen, straten en pleintjes vond hangen. Die typering was dan ook misschien meer het gevolg van de beklemming van het orthodox communistische geloof dat zijn ouders aanhingen, net als de vele gelijkgestemde buren. De huizen in het destijds nieuwe Betondorp in ‘tuindorp’ Watergraafsmeer werden immers verhuurd aan ‘geschoolde, socialistische jonge arbeiders’. Bij de huidige woningnood zouden jonge mensen een moord doen voor een woning hier, socialistische arbeider of niet.


Werther Nieland

Het gezin Van het Reve woonde tussen 1924 en 1938 in verschillende huizen in de Ploegstraat. Het langst in het huis dat nu nummer 89 draagt. Als bewonderaar van Reve heb ik staan kijken voor dat huis. Denkend aan de vreemde omgang van Elmer met Werther Nieland, aan door de buurt zwervende jongens en aan hun clubs, die alleen opgericht en bestuurd mochten worden door iemand die al eens eerder een club had opgericht en bestuurd. Ik probeerde me voor te stellen welke demonen in Reve’s verbeelding door de wijk waarden, en ook welke kleine dieren zich er ophielden, die, zoals algemeen bekend, alles aan elkaar doorlullen.


Ik zwierf nog wat door de Egstraat en de Gaffelstraat. Toen ik de buurt verliet aan de kant van de Middenweg, was daar op de hoek eetcafé De Avonden. Een eerbetoon aan Gerards debuutroman uit 1947. Elk jaar op 22 december neem ik ‘De avonden’ ter hand en lees: “Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.”


Dante

‘Laat elke hoop varen, gij die hier opgroeit’. Dat is een variatie op ‘Lasciate ogni speranza, voi ch’entrate’, het opschrift bij de ingang van de hel uit ‘La Divina Commedia’ van Dante. Laat elke hoop varen, gij die hier binnentreedt. Die Italiaanse tekst staat ook boven de ingang van het zogenoemde Zweetkamertje in de Universiteit Leiden. Het is een traditie dat afgestudeerden daar hun naam op de muur mogen schrijven. Dat mocht ik ook nadat ik mijn studie Slavische taal- en letterkunde had afgerond..


Mijn professor was die andere Van het Reve, Gerards twee jaar oudere broer Karel. Die had andere herinneringen aan Betondorp dan Gerard. Bijvoorbeeld dat er bij hen een agent van de Communistische Internationale over de vloer kwam die later in Hitler-Duitsland werd vermoord. Over hem schrijft Karel in zijn essay ‘Mijn eigen dood’ uit 1987: ‘Af en toe denk ik nog aan hem. Wie zal als ik dood ben aan hem denken?’. Toen ik voor hun huis in de Ploegstraat stond, moest ik even aan die mij onbekende man denken, maar vooral aan Gerard en Karel.

Rode neus

Als ik tegen het eind van het jaar deze oude elpee weer tegenkom, denk ik niet meteen aan de eervolle opdracht die Rudolph met de rode neus van de Kerstman kreeg. Ik moet denken aan wat daaraan vooraf ging: hoe hij door zijn mederendieren werd gepest en buitengesloten. Terwijl het op zich toch zo’n opgewekt liedje is.


Die andere rendieren van de Kerstman zijn Dasher, Dancer, Prancer, Vixen, Comet, Cupid, Donner en Blitzen. Ze lachen en schelden Rudolph uit omdat hij een afwijking heeft. Hij heeft namelijk een rode neus die ook nog glimt. Ze laten hem niet meedoen met hun spelletjes. Discriminatie! Maar op een mistige Kerstavond vraagt de Kerstman Rudolph met zijn rode neus de weg te wijzen door de mist.


Huichelachtig

En dan komt het: Then how the reindeer loved him As they shouted out with glee ‘Rudolph the Red-Nosed Reindeer You’ll go down in history’ . Wat een huichelachtige wending. Ze draaien om als een blad aan een boom zodra de baas hem een belangrijke functie geeft in het team. Ook profiteren ze van Rudolphs neus die fungeert als een koplamp in de mist. Ik word dan achterdochtig. Zo schielijk als ze van gedrag veranderen, zo gauw kunnen ze hem weer laten vallen. Zoals dat zo vaak gebeurt op kantoren en scholen wanneer de beschermende hand van de chef is verdwenen of de juf niet kijkt.


Ach ach, wat ben ik weer zwaar op de hand. Maar dit goed in het gehoor liggende liedje heeft dus meer diepgang dan je op het eerste gehoor denkt. Het werd geschreven door de joodse Amerikaanse songwriter Johnny Marks die zich toelegde op het schrijven van profane Kerstliedjes. Van hem is bijvoorbeeld ook ‘Rockin’ Around the Christmas Tree’.


Schoner dan de dagen

Kerstmis is een gebeurtenis die in het algemeen tot blijdschap stemt, maar zoet en zuur komen bij elkaar in de muziek die het feest omgeven. Zo is er ook een ander Kerstlied, gebaseerd op een rei in Vondels toneelstuk ‘Gijsbrecht van Aemstel’. Daarvan is O Kerstnacht, schoner dan de dagen de eerste regel. Maar na die regel komt het: Hoe kan Herodes ’t licht verdraegen? Hy pooght d’onnoosle te vernielen Door ’t moorden van onnoosle zielen. En dat slaat op de vreselijke moord op kinderen ten tijde van de geboorte van Jezus en dat snijdt dan weer als een mes door de ziel.

Bij de kapper

Naar de kapper gaan is een hachelijke zaak in een land waarvan je de taal niet spreekt en waar de kapper ook niet verder komt dan ‘hello’ en ’thank you’. Toneelspel en tekeningetjes willen weleens helpen.


Als je geen schapevlees op je bord wilt maar rundvlees, helpt het in Turkije om ‘boehoe, boehoe’ te roepen en, net als John Cleese in ‘The Germans’, je wijsvingers als horens boven je hoofd te houden.


Bij de kapper neem ik helemaal het zekere voor het onzekere. Het met duim en wijsvinger aanduiden dat er maar een beetje afmoet van je haar leidt gemakkelijk tot het misverstand dat het gemillimeterd mag worden. Dus daarom maar een poppetje getekend met haar en een schaartje dat alleen het bovenste puntje afknipt.


Was
Toch kun je nog voor verrassingen komen te staan. De kapper die ik in Ankara bezocht zag een paar haartjes in mijn oren, smeerde er zonder enige waarschuwing hete was op, liet deze hard worden en scheurde daarna bijna mijn oor eraf. Een van pijn vertrokken gezicht in de spiegel keek mij aan.

De minister van België

In 1985 bezocht de Nederlandse minister van Cultuur Elco Brinkman de Amerikaanse staat Texas. Om Nederlandse cultuur te promoten. De gouverneur van Texas ontving hem en verwelkomde hem als ‘de minister van België’. Haye Thomas van het NOS Journaal was in de buurt en het voorval werd breed uitgemeten. Dat was lachen bij de lunch in de Nederlandse moerasdelta.


Brinkman memoreert het voorval in zijn memoires ‘Bouwen en bewaren’. Hij schrijft dat de directeur-generaal hem naar de Verenigde Staten stuurde ‘en dan niet naar New York, want daar is het al druk genoeg, maar naar Texas want daar is de economie booming en die olieboeren staan wel open voor Hollanders’.


Ik was een van de ambtelijke secondanten van Brinkman op zijn reis naar Texas en wij legden het voorval als volgt uit. De onbekendheid met Nederland toont aan dat je meer geld moet investeren en meer inspanningen moet plegen om Nederland en Nederlandse cultuur voor het voetlicht te krijgen.


South Dakota
Nu is het makkelijk om te roepen dat die Amerikanen zo op zichzelf zijn gericht of zo’n slechte opleiding hebben dat ze Nederland niet van België kunnen onderscheiden. Maar dan dringt zich deze vraag op: heeft de gemiddelde Europeaan enig idee van wat het verschil is tussen pakweg Wyoming en South Dakota?


[Juni 2019]